Bij de meeste borstkankers kan de behandeling borstsparend zijn: de chirurg neemt dan niet het volledige borstweefsel weg, maar enkel de tumor en een veiligheidsmarge van gezond weefsel. In die gevallen is een bestralingstherapie na de operatie verplicht.
Vroeger werd deze methode enkel gebruikt om zeer kleine gezwellen of knobbeltjes te behandelen, maar dankzij de oncoplastische chirurgie kan ze nu vaker toegepast worden.
Hierbij worden technieken toegepast die plastisch chirurgen ook gebruiken voor borstverkleiningen bij vrouwen met een te groot borstvolume. Bij een tumorectomie met brede marge (wegname beperkt tot de tumor) of een kwadrantectomie (wegname van een vierde van de borst) kan het klierweefsel meteen na de verwijdering van de tumor verplaatst of vervangen worden. Op die manier blijft de welving van de borst in de mate van het mogelijke behouden, waarbij de oncologische zorg uiteraard primeert. Deze behandelingen zijn het meest geschikt in het geval van brede letsels waarbij een standaard borstsparende behandeling niet mogelijk is zonder de vorm van de borst
ingrijpend te veranderen of indien een borstamputatie oncologisch gezien niet vereist is.
Na wegname van de tumor en na bestralingstherapie, zou de borst zichtbare vervormingen kunnen vertonen. Enkele voorkomende problemen zijn deuken in de borst, asymmetrie van de borsten, hardheid en veranderingen in de huidpigmentatie.
Dergelijke vervormingen kunnen in zekere mate voorkomen worden met oncoplastische chirurgie of achteraf gecorrigeerd worden door middel van diverse plastische en reconstructietechnieken.
Vóór de wegname van de tumor raadpleegt de patiënte het best een plastisch chirurg om de reconstructiemogelijkheden te bespreken.